vrijdag 29 april 2011

Gastheer

Een goed begin is het halve werk. Zeker bij ingewikkelde leerlingen. Het leuke van ons vak is dat je elke les weer opnieuw kan beginnen. Jongeren vergeten en vergeven, itt tot flink wat volwassenen, snel. ‘Het ging gisteren niet goed, maar ach vandaag is er weer een nieuwe dag'.
Goed afsluiten van een les is ook een kunst. Veel lessen eindigen met een aantal leerlingen die inpakken, de docent die nog wat probeert te zeggen en de bel die gaat.
Lesgeven is als een judowedstrijd: de buiging aan het begin en eind is essentieel. Respect voor elkaar en voor het spel.
Vandaar dat ik ook zo gegrepen ben door het idee en het boek “de vijf rollen van de leraar”. Martie Slooter geeft ons 5 rollen:
1. De gastheer: contact maken
2. De presentator: aandacht vangen
3. De didacticus: instructie geven
4. De pedagoog: creëren van een veilig klimaat
5. De afsluiter: reflectie op proces en inhoud
Ik vind het mooi dat ze de start en eind zo expliciet noemt als rol. En het woord ‘gastheer’ is goed gekozen. Laat leerlingen je gasten zijn die je verwelkomt. Niet weggekropen achter je bureau of je spullen nog pakkend bij de start. Ga bij de deur staan: kijk je leerlingen aan, zie ze echt (al is het maar voor 2 seconde), vraag iets (‘ik zie een boze blik, heb je wel zin?’) of geef een compliment (‘mooi dat je op tijd bent, Niels’). Give it a try...en de les zal anders zijn.
Maar nu eerst een heerlijke vakantie!

.

vrijdag 22 april 2011

Mijmeringen -3-

Hij komt behoorlijk buiten adem binnen, zijn lichaam is fors en moppert, al die trappen. Hij stopt vlak naast het brandblusapparaat en zoekt naar lucht om zijn evaluatie van de vorige les kort en bondig samen te vatten; “Ik hàààààààààààt wiskunde!!” In een licht voorovergebogen houding, met beide handen met gespreide vingers wanhoop gebarend, vijf seconden met wijd open mond vrij krachtig de à aanhouden valt hem zwaar. Zijn rugzak houdt hem in evenwicht, hij doet hem af, gaat snel zitten en rust uit. De rest reageert niet, ze kennen hem al een tijdje, het is een stopwoooooord van hem, hij heeft een haat-liefdeverhouding met de werkelijkheid om hem heen.
Dat de rest niet reageert, stoort hem, hij snakt naar aandacht, thuis heeft hij alleen een zwaar autistische broer en een overbezorgde moeder. “Meneer, gaan we een proefje doen?” Scheikunde hààààt ie ook, maar proefjes doen niet. Hij hàààààt van alles: boeken lezen, met de fiets naar school, de islam, de meeste van zijn medeleerlingen, varkensvlees, zijn mentor (ik), dat ie van zijn moeder naar de havo moet, melk drinken, zijn vorige school, opgaven maken, te korte pauzes, vertraagde trams, langer dan een halve minuut schrijven, ’s morgens opstaan, kapotte computers ……. De lijst is lang.
Laatst hebben we in de klas een toptien samengesteld. Hij zat met een mengeling van ongemak, verbazing en betrokkenheid te kijken hoe in een brainstorm van de klas binnen luttele seconden moeiteloos tien van zijn hàààààt-objecten op het bord verschenen. Hij moest ze rangschikken, wat hààààt ie het meest en wat het minst.
Hij kwam aarzelend op gang, groeide door de aandacht van de klas. Hij is behoorlijk welbespraakt, zijn stem is helder, hij spreekt luid, hij praat vast vaak met zichzelf. Hij kwam achter zijn tafel omhoog. Als je hem zo in zijn eigen wereld bezig ziet, heeft hij iets ontwapenends, iets grappigs, ook zachts, het is puur. De klas voelt dat ook, raakt geboeid. Het wordt één van de beste ‘spreekbeurten’ die ik in jaren gehoord had en hij genoot zichtbaar van het feit dat hij de klas en mij aan zijn voeten kreeg. Hij is slim genoeg om school op één te zetten, zijn mentor (ik) op tien en zijn betoog te beëindigen met zijn topdrie van waar hij gek op is: gamen, ijsjes eten en proefjes doen. Hij wil game-developer worden.
Hij hàààààààààt school, maar is altijd op tijd, behalve als de tram … Hij mengt zich dan onder de leerlingen, rookt zijn sigaretje mee en stoot af door nare opmerkingen te plaatsen. Naast ik hààààt …. is sorry zijn andere stopwoord. Hij kent zichzelf al aardig goed, maar hij is veel gepest op zijn vorige scholen en dat zit diep. Het komt goed met hem. Het tegenovergestelde van liefde is geen haat, maar onverschilligheid.


Hein Bruijnesteijn, docent scheikunde

.

vrijdag 15 april 2011

How2Talk2Adolescents

Praten met je kind in de puberteit

Drs. Tamar de Vos - van der Hoeven

De puberteit is een verwarrende periode voor kinderen. Het is een leeftijdsfase waarin het kind zich steeds meer los maakt van de ouders, maar deze ouders toch ook nog heel hard nodig heeft. Ouders van hun kant moeten leren hun kind langzaam los te laten, wat het gevoel kan doen ontstaan het kind kwijt te raken. Dit maakt de communicatie tussen ouders en puber lastig. Enerzijds wil de puber graag zelf bepalen, anderzijds heeft hij of zij ook nog erg de begrenzing en begeleiding van de ouders nodig.
Jongeren zijn enorm op zoek naar erkenning. Ze willen gezien worden, gewaardeerd worden en ze willen dat hun mening gerespecteerd wordt (maar welke volwassene wil dat niet ook ? ). Dit zorgt er voor dat een communicatie waarin de ouder bepaalt en regels stelt en er weinig ruimte is voor inbreng van de jongere zelf, niet werkt.


Een goede communicatie

Communiceren met een kind in de puberteit vraagt om geduld, tijd, respect en oprechte interesse. Al is dat natuurlijk niet iets waar je als ouder pas mee begint in de puberteit. Om op een goede manier met je puber te kunnen praten, moet hij/zij hier al vele jaren aan gewend zijn. Het is goed al op jonge leeftijd te starten met het voeren van gesprekken met je kind waarin het de ruimte krijgt zichzelf te zijn en een eigen mening te hebben. Zo wordt het geholpen een eigen mening te vormen, eigen ideeën en opinies te onderbouwen en hier voor op te komen. Praat ook niet alleen over persoonlijke zaken als regels, school, vrienden en dergelijke maar ook over politiek, cultuur, muziek, films etcetera en wees geïnteresseerd in de mening en voorkeur van je kind. Op deze manier is het kind echt betrokken bij het gesprek en voelt het zich serieus genomen en erkend.

Lees hier het complete artikel

Bron: opvoedadvies.nl

.

donderdag 14 april 2011

How2talk2kids


Een lekker praktisch boekje is het boek How2talk2kids. Effectief communiceren met kinderen. Ok, ok, in eerste plaats geschreven voor jongere kinderen dan stuiterende pubers. Maar ja, waar vind ik anders een boek wat uitlegt en inzichtelijk maakt, hoe je uit de 'welles-nietes'- discussie blijft….. Of leert hoe je je irritatie kunt uiten zonder te kwetsen… Als je over die onderwerpen meer wilt weten, is How2talk2kids wel degelijk een aanrader… Vooral als je de neiging hebt alles te willen oplossen… of als je denkt dat toon en intentie van een boodschap niets uitmaken….

Een trigger: woorden zijn als messen. Leer ze goed hanteren. Je laat je kind toch ook niet opereren door een chirurg zonder opleiding?


Ada van der Hoeven

.

vrijdag 8 april 2011

Rebel van 50 minuten

.

woensdag 6 april 2011

Herstelrecht

Er waait een wind door Nederland die roept om straf: “wie is de schuldige?” is de vraag en “hard aanpakken” het antwoord. Tijd om over onze landsgrenzen heen te kijken naar groener gras. Inspirerende ideeën waardoor we kunnen kijken waardoor de problemen ontstaan zijn, en die zorgen dat er een nieuwe start gemaakt kan worden. Dat zijn belangrijke waarden in een school. Die ene leerlingen die de andere een gebroken neus bezorgde zitten namelijk bij elkaar in de klas. Hoe die relatie, na het neusbot, weer te repareren? Echt anders kijken naar recht en straf doen de Maori’s in Nieuw Zeeland. Herstelrecht is afgeleid van hun manier van conflicten oplossen, waarbij de focus vooral is gericht op herstel van de aangerichte schade en van de verstoorde relatie. Hieronder in het kort het verschil in denken. Op een aantal manieren kan je herstelrecht inzetten:

.

maandag 4 april 2011

Mijmeringen -2-

Hij komt rustig binnen, oogt zelfverzekerd. Hij is meestal de eerste. Hij is het niet maar straalt een hoge mate van gevierd zijn uit. Een gebroken wit jack met nepbontkraag, een onverschillige blik. Alles onder controle, behalve zijn spullen. Meneer, mag ik even naar mijn kluisje, is een gevleugelde vraag geworden. Nee, een gevleugeld antwoord. Al weer toont de keizer der pubers zich dan even onthutst. Maar hij schakelt snel, hij heeft een vraag, een inhoudelijke vraag, het zal niet de laatste zijn. Hij is geïnteresseerd en onvermoeibaar met vragen. “Meneer, ik heb de heetste Spaanse peper die er bestaat gegeten, welke stof zit daarin?” Of ik dat weet. Vond je het lekker, is een gevaarlijke vraag. Wat ze allemaal in zo een groep wel of niet lekker vinden kan tot een eindeloze kakofonie leiden. Varkensvlees heeft hij nog nooit gegeten, hij weet niet hoe het smaakt, geeft hij toe. Hij is open en ontwapend, vertelt honderd uit, maar chaos is troef. “Meneer, meneer” ligt op zijn lippen bestorven. Keizer is weer even kind geworden.
Hij pakt zijn spullen, wel een boek en een pen, geen schrift. Was vol vorige keer, dat is al weken zo. Hij heeft wel weer een vraag, ze wellen vanzelf bij hem op, een onuitputtelijke bron, als het water was, had nooit iemand meer dorst, maar het zijn vragen, die lessen niet, zoals antwoorden zijn vraaghonger niet stillen.
“Meneer, ik zag het op tv, ze losten een stof op in water en konden er toen op lopen, welke stof is dat, ze wankelden wel, maar een paar stappen gingen goed, welke stof is dat?” Of ik dat weet. Een trucje van Jezus of Mohammed, hij lacht, hij heeft gevoel voor humor. Hij slist een beetje, dat heeft zo zijn charme.
Hij moet aan het werk, maar hij heeft een vraag. Tijdens de uitleg had hij steeds weer een vraag, zijdelings over de leerstof, hij associeert ongelofelijk. Hij kijkt veel tv, niet naar de slechtste programma’s, feiten, feiten, feiten, weten, weten, weten, showen, showen, showen, kan zo leraar worden. Zonder een antwoord kan hij niet leven, laat staan werken, maar een antwoord leidt tot een volgende vraag. Een duivels dilemma.


Hein Bruijnesteijn, docent scheikunde

.

vrijdag 1 april 2011

Leren zichtbaar

Ik liep van de week een school binnen waar de gangen waren opgepimpt met mooie schilderingen…’Gemaakt door leerlingen’ zei iemand. Hoe komt het op de ene school zoveel meer werk van de leerlingen te zien is dan op een andere school? Ik vroeg het een docent..het zit in het curriculum: “de leerlingen hebben de plaatjes opgezocht, gescreend op maatschappelijke context en overgenomen. Het leerdoel zat in het zoeken en de maatschappelijke context voor maatschappijleer en het vakmanschap van het schilderen bij de kunstvakken”.

Zo ga je met een lach het economielokaal in…

.