woensdag 30 december 2009

Dramadriehoek

Als docent voer je nogal eens wat gesprekken.... met je leerlingen, met ouders, met collega’s. Soms ontsporen deze gesprekken plotseling. Er gebeurt iets waardoor je het gevoel krijgt dat je vast zit, je draait in kringetjes om elkaar heen. Je hoort jezelf anders reageren dan je had verwacht en het gesprek is niet meer constructief. Grote kans dat jullie de dramadriehoek zijn binnengetreden. Als er sprake is van een conflict of een gesprek ‘dat niet lekker loopt’, hanteren de gesprekspartners veelal vaste communicatiepatronen. Dergelijke patronen zijn te herleiden tot één van de drie posities uit de dramadriehoek:De aanklager schept er genoegen in anderen te pakken op hun zwakke plekken om daarmee de schuld bij anderen neer te leggen.

Het slachtoffer reageert vanuit de positie van waaruit iemand zich hulpeloos gedraagt, uit angst voor het nieuwe, uit angst om risico’s te nemen, om fouten te maken. Het slachtoffer kan op twee manieren slachtoffer zijn: op een zielige manier waardoor hij reddersgedrag uitlokt of op een irritante manier waardoor hij anderen uitlokt om hem aan te klagen (de aanklager).

De redder is de positie van waaruit iemand veelal ongevraagd zijn hulp aanbiedt. Hij maakt anderen door zijn hulp afhankelijk.

meer info>>

Manieren om uit de dramadriehoek te blijven

  1. Herken dat je in de dramadriehoek bent gestapt
  2. Spendeer geen tijd aan roddelen of “ tactisch, strategisch” gedrag, maar aan hetgeen je bereiken wil
  3. Als je het idee of het gevoel hebt dat je uitgenodigd wordt in de dramadriehoek:
    - geef dan een onverwachte reactie
    - ga na wat de ander echt wil en/of behoefte aan heeft
    - bedenk ‘ik ben oké en hij/zij is oké’ en geef dan een reactie
    - bedenk hoe zou je kunnen reageren vanuit de winnaarsdriehoek

.

donderdag 10 december 2009

Nèt anders (1)

In een reeks van 4 geeft Jan Hooiveld ons typeringen van kinderen die net iets anders zijn. Er zijn speciale medische diagnoses en termen voor, maar eigenlijk zijn gewoon 'tegendraads', 'druk', 'anders in contact' of 'verbaal vaardig maar slecht van begrip'. Woorden die oma ook begrijpt en waar ook zij met al haar ervaring weet hoe je het aan moet pakken. Hierbij de eerste placemat....spaar ze allemaal..

.

vrijdag 4 december 2009

'Daar had je me te pakken'

.

dinsdag 1 december 2009

De grenzeloze generatie en de eeuwige jeugd van hun opvoeders




'Nederlandse jeugd is de gelukkigste ter wereld', lezen we al een paar dagen in de kranten. Maar ......


Vandaag is het boek 'De grenzeloze generatie en de eeuwige jeugd van hun opvoeders' verschenen. Veel aandacht van de media natuurlijk.
Kern van het onderzoek, uitgevoerd door buro Motivaction, is dat steeds meer jongeren met problemen kampen die een leger hulpverleners niet onder controle krijgt.

Verschillen met eerdere generaties zijn (bron volkskrant 1 december):
- Jongeren houden er meer van naar zichzelf te kijken
- Meer jongeren vinden het acceptabel dat mensen af en toe geweld gebruiken
- Minder jongeren voelen zich betrokken bij politiek
- Minder jongeren proberen milieubewust te leven
- Meer jongeren vinden dat de vrouw vooral de rol van goede moeder en echtgenote moet vervullen (!)
- 'ik voel me gelukkig als ik geld kan uitgeven'

De grenzeloze generatie heeft de ambitie om een een urgent en complex vraagstuk inzichtelijk te maken en beoogt met praktische oplossingen steun te bieden aan ouders, leerkrachten en beleidsmakers, die zorgdragen voor de toekomst van onze jeugd.
Ik ga het lezen, en ben vooral benieuwd naar de praktische oplossingen.
Jullie ook?

ISBN 978 90 468 0674 6
288 blz. 16 x 23 cm
geïllustreerd
paperback € 19,95

.

maandag 30 november 2009

Schreeuwende ouder vraagt om ongewenst gedrag

25 november 2009
Een kind schreeuwend terechtwijzen of zwaar bekritiseren bij ongewenst gedrag kan ertoe leiden dat het uiteindelijk meer gaat liegen, spijbelen of stelen. Dat blijkt uit onderzoek van Amaranta de Haan van de Universiteit Utrecht onder 586 kinderen van 6 tot 16 jaar en hun ouders. Zij vulden in een periode van zes jaar driemaal een vragenlijst in.
Vooral kinderen die introvert, onwelwillend of niet-ordelijk zijn en kinderen met veel fantasie vertonen meer agressief en regeloverschrijdend gedrag wanneer hun ouders hen op een heftige manier aanspreken. De Haan adviseert ouders dan ook niet te schreeuwen tegen kinderen die voldoen aan deze persoonlijkheidskenmerken. De resultaten van het onderzoek verschijnen binnenkort in The Journal of Child Psychology and Psychiatry.

Bron: Universiteit Utrecht

.

maandag 23 november 2009

Straatcultuur binnen de muren van je school

Straatcultuur komt de school in. Je herkent het aan het volgende gedrag:

  • hij staat meteen op scherp,
  • hij geeft nooit toe,
  • hij pakt je op je zwakste punt,
  • je mag hem nooit aanraken

Frank van Strijen geeft mooie voorbeelden in zijn boek 'van de straat' hoe je deze jongeren kan bereiken, en hoe je, al zoekende, openingen kan vinden.
Wij snappen vanuit onze burgercultuur moeilijk dat op straat ‘eergevoel’ boven ‘eerlijkheid en transparantie’ gaat. Gezichtsverlies is het ergste wat je kan overkomen. Zo werkt dat. Nu je dit weet kan je er ook gebruik van maken: vraag de persoon die je meest verdenkt je te helpen de situatie op te lossen. Je doet daarmee een positief beroep op z'n eergevoel: 'de mobiel van Joshua is gestolen, jij hebt wel invloed op de jongens in de klas, het is voor mij niet zo belangrijk om te weten wie het gedaan heeft -we maken allemaal wel eens een vergissing-, kan jij er misschien voor zorgen dat ie morgen in een plastic tas op m'n bureau ligt'.

.

dinsdag 10 november 2009

VERJUFFING onderwijs slecht voor jongens


Het aantal mannelijke docenten neemt in rap tempo af. Nog geen vijfde van alle nieuwe pabostudenten is van het mannelijke geslacht. Daarvan haakt ook nog eens een gedeelte vroegtijdig af. Bovendien gaan er nu veel mannelijke leraren, de oude garde, met pensioen. Gevolg: scholen vrijwel geheel bestaande uit een vrouwelijk lerarenkorps. Staatssecretaris Van Bijsterveldt zegt het belangrijk te vinden mannen voor de klas te hebben, maar geeft aan dat de scholen daar zelf zorg voor dienen te dragen. Het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) luidt de noodklok en roept op tot actie.


De verjuffing van het onderwijs is een feit. Kijk maar eens op een willekeurige basisschool. Je moet de mannelijk leerkracht met een loep zoeken. Dolblij waren wij onlangs met de nieuwe leerkracht op school: een man. Eindelijk. Na jaren juffen en gesprekken over onze 'drukke jongen' eindelijk eens iemand, zo hopen we, die niet zo schrikt van concentratieproblemen. Niet zo onder de indruk is van de onrust in zijn jonge jongensbenen. Iemand die gewoon eens een balletje meetrapt en zijn stem verheft als het nodig is.

Woordvoerder Presley Bergen van de stichting Beter Onderwijs Nederland, zelf hbo-docent en vader van twee zonen, geeft de schuld aan het 'nieuwe leren': "In de lerarenopleiding wordt de nadruk gelegd op zelfontplooiing. Het is een knip en plakcultuur, waarin werkstukken en praatgroepen belangrijk zijn dan de inhoud. Reflecteren op jezelf is het hoofdvak. Meisjes zijn daar nu eenmaal beter in dan jongens. Die vinden het prima om in groepjes te praten, projecten te doen. Jongens willen afgerekend worden op de inhoud. Reken- en taalles worden niet meer voldoende gegeven. Daar moet meer tijd voor komen, in plaats van het geleuter over je eigen leerproces. Zoals de zaken er nu voor staan heeft het geen zin om campagne te voeren om meer jongens naar de pabo te krijgen, daarvoor moet je de opleiding eerst aantrekkelijk voor ze maken."

Lesgeven

"Het ergste is nog dat de meisjes die van die opleiding komen ook op dezelfde manier gaan lesgeven, waardoor jongens het slecht doen op school. Uit onderzoek bleek dat de verschillen tegen het einde van de basisschool nog niet zo zichtbaar zijn, al kunnen de fundamenten daar wel gelegd worden, maar dat jongens moeite hebben zich staande te houden op de middelbare school. Je hebt vwo-klassen waar geen jongen meer te vinden is."

Er is hoop. Zo richtten drie pabostudenten onlangs een jongensvereniging op: Meester. Want de pabo is geen vrouwenopleiding vinden zij. Op Paboweb vertelt één van de initiatiefnemers, Freek Siero, dat de organisatie op termijn hoopt dat de pabo beter aan kan sluiten bij de interesses van mannen. "Vrouwen zijn vaak meer gericht op de zorg voor leerlingen. Dat hoort er natuurlijk bij. Maar de pabo is geen opleiding tot pedagoog, maar tot leraar. Wij zijn meer geïnteresseerd hoe je een goede, leuke les geeft."

De Telegraaf, 02-11-2009

.

maandag 9 november 2009

Passend onderwijs verandert ingrijpend

Staatssecretaris Sharon Dijksma van Onderwijs gaat de financiering van passend onderwijs ingrijpend veranderen. Het geld voor leerlingen die extra zorg nodig hebben – leerlingen met een zogenaamd rugzakje - gaat vanaf augustus 2012 direct naar scholen. Het bedrag per leerling ligt niet langer vast en ouders en scholen hoeven geen indicatie meer voor extra zorg aan te vragen, zoals in de huidige rugzakfinanciering. Scholen bepalen in overleg met de ouders aan welke zorg het kind behoefte heeft en waaraan ze het geld besteden.

Daarnaast krijgen leraren meer begeleiding in de omgang met zorgleerlingen en komen er meer onderwijsassistenten om zorgleerlingen te ondersteunen.

Van de jaarlijkse 2 miljard voor passend onderwijs komt volgens Dijksma momenteel weinig terecht in de klas omdat indicatiestelling en bureaucratie veel tijd kosten.

meer informatie:
www.minocw.nl
Bron: ministerie OCW

.

dinsdag 3 november 2009

Handen in het haar


Vragend naar ‘hun moeilijkste leerling’ maken docenten onderscheid tussen verschillende type gedrag. Geordend hebben we het over 8 type gedragingen:

  1. Dwars, dwingend, onrustig, brutaal
  2. Agressief, dominant, niet sociaal, niet eerlijk, regels schendend
  3. Druk, ongeconcentreerd, overbeweeglijk, impulsief
  4. Wisselende buien, onvoorspelbaar, explosief, angstig, snel beledigd
  5. Weinig motivatie, slechte werkhouding, zwak presterend
  6. Moeilijk contact, niet communicatief, eenzijdig gericht
  7. Stil, gesloten, weinig aansluiting, angstig, passief, somber
  8. Onzeker, weinig zelfvertrouwen, faalangstig, dwangmatig

In het boek ‘Gedragsproblemen in scholen’ van Kees van der Wolf en Tanja van Beukering worden een 17-tal strategieën besproken die effectief zijn bij de aanpak van hardnekkige probleemgedrag. Zeer de moeite waard om dit boek te kopen, te lezen, door te bladeren en regelmatig te raadplegen.
Als we het type ‘agressieve en dominante leerling’ eens bij de kop nemen. Deze kwam uit de oktobervraag bij onze bezoekers als topper uit de bus. Het blijkt dat docenten bij dit type gedrag voornamelijk 4 strategieën kiezen: een positieve leeromgeving creëren, een persoonlijke relatie tot stand brengen, corrigeren en belonen. De schrijvers van het boek maken zich druk, dat welk type probleemgedrag de leerlingen ook vertonen, de strategie van ‘het aanpassen van het onderwijsaanbod’ maar zeer zelden door docenten wordt gekozen…’het komt blijkbaar niet in de gedachte op dat een leerling dat de leerstof te moeilijk of te gemakkelijk vindt zich ook lastig kan gaan gedragen. Of, positiever geformuleerd, dat een interessante wiskundeopdracht een leerling zo in beslag kan nemen dat hij er niet aan denkt (of niet aan toekomt) om zich lastig te gedragen’. Het accent in de aanpak blijkt voornamelijk te liggen op hoe (relatie, sfeer, steun, structuur, grenzen stellen) men met elkaar omgaat, en niet wat er op leergebied aan de orde is. Dus op het gebied van uitdagende opdrachten op het goede niveau liggen wellicht veel meer oplossingen voor het type 'handen-in-je-haar'-gedrag.

.

zondag 25 oktober 2009

dinsdag 20 oktober 2009

Provoceren

Voor docenten met humor en relativeringsvermogen is het boek Provocerende Leerlingbegeleiding van Jan Ruigrok een must. Hoe kan je je humor, je lichtheid en je provocatieve manier van doen inzetten om een leerling op z'n eigen benen te laten staan? Je kan op 2 manieren provoceren: je kan de ander ermee afbranden of de ander ermee opstoken. Dit boek gaat over het tweede. Je brengt de leerling in verwarring, zet ‘m op het verkeerde been, zodat hij gedwongen wordt over zichzelf na te denken.
Leerling: “ik kan dit niet
Docent: “ik denk dat je gelijk hebt, volgens mij moet je erg slim zijn om dit te kunnen
Het boek fileert de techniek van provoceren en geeft prachtige voorbeelden waarin je de spanning voelt opkomen. En zeker weten dat je de favoriete conciërge van de leerlingen erin herkent!!
NRC.Next schreef er een mooi artikel over.

.

woensdag 14 oktober 2009
















Hij is nieuwsgierig naar de richting
van de wind, het afval bij de vuilnisbakken,
de blues, hij heeft plectrums, stukken
kwarts, een kompas, vuursteen en adressen
van ballonvaarders in zijn zakken.

Hij kent de Wadden, drijft op vlotten,
leidt kampen en maakt zonnewijzers,
vindt de begraven potten en hij
kan eenzaam lezen.

Hij heeft voor alles tijd,
kan niet slapen van nieuwsgierigheid
en komt tussen de vakanties langs
om te vertellen van vreemde breuken,
het nodige delen, het begrip verzameling;
op zijn gitaar laat hij horen
hoe een driekwartsmaat verschilt
van andere maten.

En hun verbazing over dit bestaan
- zij gaan naar school als gaan zij emigreren –
wil wegens hem niet overgaan:
van wat hij leeft willen ze
als voor het eerst geestdriftig
leven leren.

Ed leeflang

.

vrijdag 9 oktober 2009

Door de bomen het bos
















Over grenzen en regels in het onderwijs,


Niets nieuws...Het is belangrijk dat grenzen duidelijk zijn. En dan kan het gaan om collectieve grenzen van een school, grenzen binnen een gezin, of zelfs persoonlijke grenzen. Ze werken pas als ze duidelijk zijn. Dat lijkt makkelijker bij persoonlijke grenzen dan bij collectieve grenzen. Want een persoonlijke grens hoeft maar duidelijk te zijn bij 1 persoon (alhoewel het wel heel makkelijk zou zijn als deze begrepen zouden worden door de omstanders). Maar zelfs persoonlijke grenzen zijn niet altijd duidelijk. Wie kent het niet? Wie heeft het niet meegemaakt? Dat je iets aan het doen bent wat eigenlijk niet bij je past. Of dat je een gesprek voert dat eigenlijk te ver voor je gaat? Hoe vaak per dag ga jij eigenlijk over je persoonlijke grens? Ik vind het in ieder geval knaplastig om altijd te handelen naar mijn gevoel, naar mijn eigen grens.
En eigen grenzen aangeven is iets wat bij professionals in het onderwijs wordt gezien als onderdeel van hun vak. Als iets “wat er gewoon bijhoort”. Maar het is natuurlijk meer dan dat. Het is onderdeel van het leven. En misschien wel het moeilijkste onderdeel.

Persoonlijke en collectieve grenzen. Ze moeten niet alleen duidelijk zijn, ze moeten ook leven. Leven betekent dat iedereen ze kent en begrijpt waar ze toe dienen.
Als persoonlijke grenzen al lastig zijn, dan is het niet verbazingwekkend dat het bij collectieve grenzen ook nog wel eens mis gaat. Op scholen bijvoorbeeld. Collectieve grenzen leven lang niet altijd op scholen. Hoeveel protocollen liggen er op scholen niet onder een laag stof in de kast, zonder dat de professionals weten van het bestaan? Hoe vaak wordt er niet oeverloos gediscussieerd over wel of geen petjes in de klas?
Bovendien kan in dit soort gevallen je persoonlijke grens ook nog eens in strijd zijn met de collectieve.
Op zo’n moment moeten grenzen bijgesteld worden, dan wel je persoonlijk, dan wel de gezamenlijk. Zodat ze weer gaan leven voor jezelf als docent.
En bijstellen kan alleen als je het er met elkaar over hebt. Als de grenzen voor iedereen op zijn minst duidelijk zijn, maar ook acceptabel en werkbaar. En.....als je doorpakt op de gemaakte afspraken. Want dan pas gaan de grenzen werken en leven bij de leerlingen!

Er zijn veel regels. Proberen we in deze tijd eigenlijk niet te veel te vangen in regels?
De laatste trend in het onderwijs is het protocol voor kinderen met gescheiden ouders. Zo krijgen de scholen een protocol in de kast over ‘hoe om te gaan met kinderen waarvan de ouders gaan scheiden’.
Natuurlijk gaat het uiteindelijk om het welbevinden van de leerling. Maar het gevaar dreigt het protocol een papieren tijger wordt en dat de leerling er helemaal niets van voelt.

De Franse filosoof Michel de Montaigne ergerde zich vierhonderd jaar geleden al aan de overvloed van zeer gedetailleerde leefregels en wetten. Hij wist toen al dat het leven zich niet in regels liet vatten. Hij bedacht dat er eigenlijk maar een paar regels nodig zijn:
Regels die niet onderhandelbaar zijn:

1. RESPECT
Ik accepteer anderen zoals ze zijn.
2. NIET OVER DE STREEP
Ik maak als dat nodig is anderen duidelijk waar ik de streep trek en ik respecteer de grenzen die anderen stellen.
3. ZONDER GEWELD
Ik los mijn onenigheden en ruzies op zonder geweld te gebruiken en vraag zo nodig iemand om geweldloos te bemiddelen.
4. AANSPREEKBAAR
Ik ben aanspreekbaar op mijn gedrag: ik accepteer dat anderen me erop wijzen dat ik over de streep ga en ik probeer mijn gedrag dan te herstellen.

Deze 4 simpel lijkende regels gaan allemaal over contact met de ander. Maar ze kunnen alleen werken als je je eigen grenzen aanvoelt, accepteert en aangeeft. Dus dat is een voorwaarde.

De 4 regels van Motaigne vormen de grondwet van sociale veiligheid. Veel van wat nu in protocollen en andere regels beschreven staat, kun je terugvoeren op de vragen:
• Was het naar de ander toe respectvol?
• Was het voor de ander ‘over de streep’ en hoe werd je dat duidelijk gemaakt?
• Was de ‘oplossing’ voor de ruzie ‘geweldloos’ en heeft de ander dat ook zo ervaren?
• Was je aanspreekbaar op je gedrag en waaruit bleek dat?

Om regels en grenzen duidelijk en levendig te maken en houden is het belangrijk om ze te bespreken en af en toe eens opnieuw te bekijken.

Henno Oldenbeuving


Opdrachten voor in de school
1. Vergelijk je school- of je klassenregels met de vier regels hierboven.
2. Welke regels vormen bij jou de ‘grondwet’ en welke zijn misschien overbodig gedetailleerd?
3. Probeer samen met je leerlingen enkele grondregels af te spreken: die gelden altijd, daarover discussiëren we niet.
4. Breng in gesprekken over gedrag die regels altijd ter sprake en laat de leerling het eigen gedrag daaraan toetsen.

.

donderdag 8 oktober 2009

Suezkade

"Liefde op school" is het thema in het boek van Suezkade van Jan Siebelink. Marc Cordesius (leraar) en het Marokkaanse meisje Najoua (leerling) sluiten een vriendschap op basis van een zielsverwantschap, die het gevoel van "bezitten" te boven gaat. Beiden zoeken ze elkaars gezelschap zonder enige seksuele bedoeling.
Het is prachtig dat deze vriendschap mogelijk is op een gymnasium (in Den Haag!!), een school met een behoorlijk negatieve cultuur: een hoop geroddel, rapportvergaderingen vol clichés, vastgespijkerde machtsverhoudingen en veel stiekemigheid. Helaas gaat Marc uiteindelijk aan zichzelf en de school ten onder.
Geheime liefdes tussen collega's is een bron van ergernis en jaloezie en een dankbaar onderwerp voor eindeloze gesprekken, zoals ik dat vroeger op mijn eigen school ook heb meegemaakt. Ik heb het idee dat een school niet een erg gunstig klimaat heeft voor onbekommerde liefdesaffaires. Slechts één keer is het me gebeurd dat een leerling bij mij in de auto stapte en ronduit zei: "Oh wat leuk dat ik mee mag rijden want ik ben al een hele tijd verliefd op u". Het is nooit iets geworden!!

Onderwijsmensen zullen ongetwijfeld heel veel herkennen in Suezkade. Ondanks het wat theatrale eind een genot om te lezen.

Een oud-docent

.

zondag 4 oktober 2009

Meidenvenijn

Ken je ze in je klas: een meidengroep waar één populair meisje alle andere meiden in de tang heeft? Ze doet het heel subtiel, ze oogt charmant, en tegelijkertijd zet ze iets heel desastreus in gang. Rosalind Wiseman ontrafelt in het boek ‘Queen Bees and Wannabes' de hiërarchie in dergelijke meidengroepjes. Zij analyseert de pesterijen, het geroddel en de gevolgen ervan voor de reputatie van meiden. Het populairste meisje bepaalt wat er gebeurt. Zij heeft volgelingen, boodschappers en spionnen. De groep kiest altijd een slachtoffer en er zijn altijd leerlingen die toekijken en niets doen.

Haar boek is in ‘Mean Girls’ op een Hollywoodachtige manier verfilmd. Een impressie wat de meiden elkaar aandoen:


Op de site van ‘straks voor de klas’ staan enkele tips hoe met deze meiden om te gaan, en vooral ook, hoe te voorkomen dat dergelijke meidengroepen ontstaan. Op de site van PPSI staan cursussen en lesmateriaal over dit thema.

.

maandag 28 september 2009

IK-boodschappen en JIJ-bakken

We gaan weer verder met Thomas Gordon, aansluitend op de post van twee weken geleden. De 2e pilaar van zijn aanpak gaat over duidelijk communiceren: een effectieve opvoeder (ouder of docent) is assertief! Assertiviteit houdt in: weten wat je wilt, wat je waardevol vindt en waar je behoefte aan hebt. Om dit kenbaar te maken gebruik je ik-boodschappen. Een ik-boodschap is duidelijk, begrijpelijk en ter zake. Er zijn 5 verschillende ik-boodschappen:

  1. in een verklarende ik-boodschap geef je jouw mening, gevoelens, gedachten of waarden weer: “ik wil graag dat je deze opdracht zelfstandig uitvoert”
  2. in preventieve ik-boodschappen geef je je behoeften weer zodat de anderen weten waar ze rekening mee moeten houden: “ik wil dat je deze opdracht voor 2 uur af hebt, want daarna heb ik een vergadering en dan kan ik je niet meer helpen”
  3. positieve ik-boodschappen maken relaties hechter en warmer: “ik vind het fijn dat je op tijd bent”
  4. in antwoordgevende ik-boodschappen geef je een verklaring waarom je ‘ja’ of ‘nee’ zegt: “nee dat kan nu niet, ik moet nog proefwerken nakijken”
  5. confronterende ik-boodschappen vertel je de ander waarom zijn gedrag niet aanvaardbaar is: ”als jullie zo hard praten, kan ik Deniese niet helpen met haar huiswerk”

Nu even wat ‘jij-bakken’. Op school ‘jij-bakken’ we veel. Luister eens als je collega’s met leerlingen hoort praten, en luister eens naar jezelf de komende dagen …en let op de eerste reactie van de leerlingen. Hieronder enkele voorbeelden. Ga eens na wat de leerling ervaart, voelt of denkt en, als je wilt oefenen, zet ‘m om in een geschikte ik-boodschap:

  • “Je zorgt er maar voor dat je om 4 uur hier bent”
  • “Je hebt het mis”
  • “Kun je dat niet zelf doen?”
  • “Iedereen de deur uit. Ik moet ook pauze houden”
  • "Jullie moeten rustig zijn, straks komt de afdelingsleider"
  • “Jullie moeten meehelpen met opruimen. Denk je dat ik het zo leuk vind om elke keer jullie troep te moeten opruimen?”

.

donderdag 24 september 2009

Ouders

.

vrijdag 18 september 2009

Do schools kill creativity? (deel 2)



dank je Nienke

.

woensdag 16 september 2009

Wie heeft er hier een probleem?

Thomas Gordon ontwikkelde een methode om effectiever met kinderen te communiceren en zo conflicten te voorkomen en/of op te lossen. Eén onderdeel van zijn methode geeft inzicht hoe naar een probleem te kijken en hoe te handelen. Eigenlijk is het heel eenvoudig. Als er zich een probleem voordoet, bedenk je je als eerste wie er een probleem heeft. Er zijn maar 2 mogelijkheden in de klas: óf de leerling heeft een probleem óf jij hebt een probleem.
Hier enkele voorbeelden: wie heeft er hier een probleem???

  1. Twee leerlingen uit jouw klas hebben ruzie.
  2. Een leerling heeft bij de helft van de lessen zijn boeken niet bij zich.
  3. Je hebt een leerling waar je vreselijk veel moeite mee hebt, je bent blij als hij er een dagje niet is.
  4. Een leerling wil naar huis tijdens een proefwerk, zij zegt zich niet lekker te voelen.
  5. Je irriteert je aan een ouder die steeds maar achter z’n zoon blijft staan, terwijl die jongen steeds over grenzen gaat bij jou en je collega’s.
  6. Een mentorleerling van jou heeft een groot probleem met een collega van jou, hij dreigt daardoor van school te worden gestuurd.
  7. Een ouder van een leerling vindt dat jij te weinig begeleiding biedt.

Als je weet wie er een probleem heeft weet je ook wat je als docent te doen staat.

In het boek “Bewust omgaan met kinderen” staan vele voorbeelden van interventies die hierboven beschreven staan.

.

dinsdag 15 september 2009

Prinsjesdag

.

maandag 14 september 2009

Er even tussen uit

Leerlingen kunnen moeite hebben om zelf hun gedrag te corrigeren: ze worden extreem boos, ze trekken zich totaal terug. Deze leerlingen kan je helpen inzicht te geven in hun eigen gevoel en om het moment te benoemen waarop zij (met jouw hulp) hun gedrag nog kunnen keren.

Ga met de leerling op een rustig moment in gesprek. Tijdens het gesprek vul je met de leerling een 'thermometer' in waarop het gevoel en het gedrag beschreven wordt.
De thermometer werkt als volgt: bij het punt 1 ben je gelukkig en ontspannen, bij 10 sta je op het punt waarop je extreem gedrag vertoont.
Tijdens het gesprek neem je de volgende stappen:
  • Start bij het punt 1, dan ga je naar 10, vervolgens verken je de tussenmomenten.
  • Bij elke temperatuur verken je wat de leerling voelt en doet. Maak dit zo concreet mogelijk, hierbij kan het helpen naar een situatie te vragen wanneer zo'n moment was.
    o Wat voel je als je …..(gelukkig ben, boos bent etc)
    o Waaraan kan ik (als buitenstaander) dat zien?
  • Als de thermometer is ingevuld zoek je met elkaar naar het omslagpunt. Dit is het punt waarop de leerling het gedrag nog in de hand heeft en dus kan beïnvloeden.
  • Maak een Time-out kaart die op het omslagpunt ingezet kan worden.

Een voorbeeldOp de Time-out kaart schrijft de leerling dingen die hij/zij kan doen om de temperatuur naar beneden te krijgen. Zorg dat dit concrete en reële dingen zijn.

  • Wat kan je gaan doen op het moment dat je je zo voelt om weer rustiger te worden?
  • Door het omschreven gevoel kan de leerling het omslagpunt herkennen, door het concreet omschreven gedrag kan de docent het omslagpunt herkennen.
  • Maak met elkaar de afspraak dat de leerling de Time-out kaart in kan zetten tijdens de les. Zowel de leerling als docent kan hiertoe het initiatief nemen.
  • Spreek met elkaar (een signaal) af hoe beide partijen het omslagpunt herkennen.

.

maandag 7 september 2009

Groepsfases

Je begint vrijwel elk jaar weer met nieuwe groepen leerlingen, als mentor en als docent. Groepsprocessen verlopen vrijwel altijd volgens een vast stramien. Bruce Tuckman beschreef de 5 stadia, daarna zijn ze door velen uitgeschreven voor de schoolse situatie. Je hebt als docent veel invloed op de klas zodat ze de verschillende fases goed doorlopen, en daardoor een grotere kans op een ‘goed werkbare klas’. Dit voorkomt in een later stadium veel problemen met de klas en individuele leerlingen. Neem een klas voor ogen:

  • In welke fase bevindt zich deze klas?
  • Wat is de kracht/kwaliteit van de groep? Welke problemen signaleer je?
  • Wat betekent dat voor jouw begeleiding?

Bevraag collega’s welke activiteiten zij doen binnen een bepaalde groepsfase die de klas helpt om beter te functioneren?

.

woensdag 19 augustus 2009

.

maandag 3 augustus 2009

op vakantie


Eindelijk vakantie....
Ik heb het toch niet gered. Blijven zitten dus. Flink balen.


Volgend jaar weer juffrouw Buurman!

.

donderdag 2 juli 2009

www.jeugdinterventies.nl

Het Nederlands Jeugd Instituut bouwt aan een prachtige site waarin alle erkende jeugdinterventies worden beschreven. Allemaal interventies en aanpakken die tot doel hebben om problemen met opgroeien en opvoeden te voorkómen of te verhelpen. De site werkt met een getrapt systeem van effectiviteit: van goed theoretisch onderbouwd tot aan ‘evidence-based’ interventies, waarvan is vastgesteld dat de resultaten door de interventie veroorzaakt zijn. De site is een levende database waaraan steeds nieuwe erkende interventies worden toegevoegd.
Het is een site om een tijdje in rond te neuzen, te bekijken wat er allemaal is op dit gebied, wat werkt en ook waarom het werkt. Wil je directer naar interventies die aan het onderwijs gerelateerd zijn, klik dan bijvoorbeeld op:

  • Levensvaardigheden, een lesprogramma voor ontwikkelen van sociaal emotionele vaardigheden
  • Gezonde school en genotmiddelen
  • Gordon-cursus, over communicatievaardigheden, voor docenten net zo effectief als voor ouders
  • Equip, over het aanleren van verantwoordelijkheid voor eigen handelen, waarvan nu ook een variant voor het reguliere onderwijs

Een aanrader voor leerlingen met depressieve klachten: Grip op je Dip

.

donderdag 18 juni 2009

Blacka blacka

Bekijk de twee filmpjes en zoek de verschillen.





Kijkvragen:
Wat doet de docent?
Wat is het effect op de leerlingen?
Wat zou jij doen?


Tip: Gebruik het filmpje in plaats van vergaderen in je team!

.

woensdag 17 juni 2009

Wraak

.

Juffrouw Buurman - 3


Ik ben verliefd op Marga! Ik kan nergens anders meer aan denken. Ik zit achter haar en kijk de hele dag tegen haar rug. Ik durf alleen niets tegen haar te zeggen.
Zij lijkt mij niet te zien, net of ik lucht voor haar ben. Ik word er een beetje onzeker van. Wat moet ik doen? Hoe pak ik het aan? Ik weet het niet ....

Vandaag voorlichting over sexualiteit gehad van juffrouw Buurman. Het gaat over soa's en voorbehoedsmiddelen en tienermoeders en de kindertelefoon en dat echte liefde zo mooi is. Volgende week proefwerk daarover. Raar als juffrouw Buurman het woord seksualiteit uitspreekt. Zo langgerekt en met een harde K. Mijn fantasie slaat dood, maar ....
Niet eruit gestuurd! Geen strafwerk gehad! Alleen.....

Marga...

Diepe zucht...

.

maandag 15 juni 2009

Puberbrein binnenstebuiten, wat beweegt jongeren......-2


Jongeren ontwikkelen zich aan de binnenkant en aan de buitenkant. Er is de lichamelijke ontwikkeling, de cognitieve ontwikkeling groei van het denkvermogen, en de sociaal-emotionele ontwikkeling (inzicht in jezelf en anderen, omgaan met emoties).
Wat het extra ingewikkeld maakt is dat die drie ontwikkelingen niet parallel lopen, niet tegelijkertijd plaats vinden. Fysiek kan een jongere al een volwassen uitstraling hebben, maar op sociaal-emotioneel gebied nog flink gaat groeien. We zien dan kinderlijk gedrag in een 'geslachtsrijp'lijf.
Andersom komt ook voor. Op je 16-e er nog steeds uitzoien als een brugpieper terwijl je de beste van je 6 vwo klas bent.

Deze ongelijkmatige ontwikkelingen (sociaal-emotioneel, cognitief en lichamelijk) vormen de essentie van het puberbrein en verklaren het typische, onlogische, soms riskante puber gedrag.


Huub Nelis en Yvonne van Stark onderscheiden drie fases in de sociaal emotionele ontwikkeling:

FASE 1 10-14 jaar
Jongeren maken zich los van hun ouders en gaan nieuwe emotionele banden aan met leeftijdgenoten. Ze handelen impulsief en willen niet opvallen. Ze zijn emotioneel gevoelig. Ergens bij horen (groepsdruk) is belangrijk.
Ze maken impulsieve keuzes, behoeftes moeten snel bevredigd.
Ze willen volwaardig behandeld worden. 'Ik ben toch geen kind?'

FASE 2 14-16 jaar
Pubers ontwikkelen een eigen 'ik' en durven daarbij ook af te wijken van anderen. Ze experimenteren met van alles en nemen daarbij ook veel risico's.
Er zijn veel stemmingswisselingen.
Ze leren om te gaan met de gevolgen van (ook slechte) keuzes die ze gemaakt hebben. De inschatting van gevolgen gaat nog moeizaam (gezien de risico'die ze nemen).

FASE 3 16 - 22 jaar
Jongeren worden zelfbewuster en ontwikkelen steeds meer een eigen identiteit.. Zij stellen zich verantwoordelijke op. Zij kunnen vooruit denken, zijn in staat tot zelfreflectie. Zij leren steeds beter plannen en ordenen.
Af en toe is een een onverhoedse terugval terug in de onvolwassenheid.

Wat betekent dit voor legeven?
Welk gedrag zien we terug in de klas?

Meer volgt ……….

Vrij samengevat uit: Puberbrein Binnenstebuiten (Huub Nelis, Yvonne van Sark, uitgeverij kosmos, 2009)

.

woensdag 10 juni 2009

Juffrouw Buurman - 2


Ik heb ruzie met Ronald. Hij zette me voor schut bij gym, terwijl ik toch een veel betere voetballer ben.
Natuurlijk kom ik dan ook nog te laat bij juffrouw Buurman. Weer een briefje halen, weer op vrijdagmiddag langer blijven, weer een preekje aanhoren (als je zo doorgaat, dan …..).
Het is moeilijk om positief te blijven, maar ik blijf het proberen. Ik had het huiswerk goed geleerd, en heb wel 20 keer mijn vinger opgestoken als de juf een vraag aan de klas stelde.
Geen beurt gehad natuurlijk.
Ze keek me nog niet aan!
Zal het de volgende les beter gaan?

.

maandag 8 juni 2009

Scheiden

Elk jaar krijgen 70.000 kinderen te maken met echtscheiding. Kinderen van gescheiden ouders lopen 2 keer zo vaak vast in het leven. Ze vertonen meer externaliserend (agressief en geweldadig) en internaliserend (depressief en angstig) gedrag. Ook het schoolniveau waarvoor ze een diploma halen blijkt lager. Dit was net te zien in een uitzending van Netwerk (vanaf 15.24 min). Ed Spruijt, onderzoeker van Universiteit van Utrecht, zegt hier: ‘scholen zouden een echtscheidingsprotocol moeten hebben, dan weten docenten wat ze wel en niet kunnen doen en vragen’. Ook zie in deze uitzending een paar fragmenten van het KIES-project, waarin de kinderen met elkaar onder begeleiding van coaches hun ervaringen delen.

.

zaterdag 6 juni 2009

Puber Brein Binnenstebuiten, wat beweegt jongeren 1


Jongeren hebben ruimte nodig om zich te ontwikkelen. Dat weten we.
Vanaf ongeveer 12 jaar begint het ‘loslaten’. Opvoeders en begeleiders nemen meer afstand, jongeren moeten meer zelfstandig zijn en zelf keuzes maken.
Volgens Huub Nelis en Yvonne van Sark (puberbrein binnenstebuiten) is dit een mythe.
Terwijl het lichaam de ene na de andere groeispurt doormaakt, hormonen op allelei manieren veranderingen in gang zetten, hersenen sterk in ontwikkeling zijn, hebben pubers vooral structuur en kaders nodig. Binnen de context van een open samenleving die jongeren veel ruimte en mogelijkheden biedt, moeten we op zoek naar nieuwe wegen om jongeren grenzen en structuur te bieden.

De vraag is welke grenzen en structuur er binnen het onderwijs zijn.
Knellen ze, of juist niet? Bieden de kaders voldoende ruimte voor leren en ontwikkelen? Zijn er andere kaders nodig?

Meer volgt ……….

Vrij samengevat uit: Puberbrein Binnenstebuiten (Huub Nelis, Yvonne van Sark, uitgeverij kosmos, 2009)

.

donderdag 4 juni 2009

Jongenstaal: 'Ik vind je aardig'.



Leuk? Meer leuke tips om jongens te begrijpen in: Zoons! een handleiding voor moeders

.

dinsdag 2 juni 2009

Juffrouw Buurman - 1




Vanochtend veel te vroeg opgestaan. En tot overmaat van ramp jufrouw Buurman het eerste uur.
Ik had echt niets gedaan, droomde een beetje voor me uit. Ik stoorde niemand, at geen boterham, was niet brutaal, en toch …..
Weer eruit gestuurd!!!
Na afloop van de les moest ik bij de juf komen.
Waarom ben ik eruit gestuurd, was mijn vraag.
Door schade en schande word jij wijs, was haar antwoord.

Ik snap niet wat zij bedoelt, maar het zal wel.
Mokkig begin ik met het overschrijven van hoofdstuk 4.

.

Eruit!

De mei-vraag aan de bezoekers van dit blog gaat over een maatregel die we nog wel eens nemen bij leerlingen die ‘we er echt even niet bij kunnen hebben’. De vraag was als volgt: Als je wel eens een leerling de klas uitstuurt: hoe lang duurt dat gemiddeld? En wat geef je de leerling mee?

  • totdat de leerling is afgekoeld: 29%
  • totdat ik ben afgekoeld: 23%
  • totdat de les is afgelopen: 35%
  • de leerling krijgt duidelijk te horen waarom hij/zij eruit gestuurd is: 41%
  • de leerling krijgt een vraag of opdracht mee: 35%
  • ik geef de leerling meteen het strafwerk mee: 5%

Zo doen we dat dus in praktijk.. maar wat werkt nu eigenlijk?
Het kan werken: een leerling met onacceptabel gedrag eruit sturen en ‘m zonder aandacht weer terughalen in de les. Het is echter vooral gebleken effectief als de leerling jonger is dan 8 jaar. Uit geen enkel onderzoek blijkt dat het effectief is bij oudere leerlingen (ouder dan 12 jaar). Op zoek dus naar andere vormen. Bij docenten die zelden een leerling eruit sturen (niet vaker dan eens in de 8 weken) is de maatregel wel effectief. En onder effectief verstaan we dan dat de leerling er in de lessen daarna er niet weer wordt uitgestuurd.
Bij docenten die regelmatig leerlingen verwijderen blijkt het eruit gestuurd zijn geen effect te hebben op het gedrag van de leerlingen. Dus stuur je er meer dan 5 of 6 leerlingen per jaar uit, kijk dan eens goed naar jezelf en de maatregelen die je neemt.

Als eruit sturen effectief kan zijn, dan blijft natuurlijk de vraag hoé je dat dan moet doen. Is daar ook nog iets zinnigs over te zeggen? Harrie Velderman, specialist in het eruit sturen: ‘op veel scholen vullen de leerlingen nadat ze eruit gestuurd zijn een formulier in over wat zij fout hebben gedaan en hoe zij anders kunnen handelen. Vervolgens hebben zij daarover een gesprek met de docent. Deze methode blijkt niet of nauwelijks effectief‘. Harrie is op zoek gegaan naar een andere methode, hij noemt het ‘switch’: zowél docent áls leerling vullen een formulier in over het eigen handelen en wat ze anders hadden kunnen doen. Dan volgt een gesprek. Op dit moment wordt op verschillende scholen de switchmethode uitgeprobeerd, en vergeleken met klassen waar volgens de oude methode wordt gewerkt. De eerste ervaringen lijken zeer positief uit te vallen.
Meer informatie over eruit sturen: lees het boek ‘Time-out en switch' of neem persoonlijk contact op met Harrie Velderman (harrie.velderman@hu.nl)

.

woensdag 27 mei 2009

Jongens en onderwijs,


JONGENS, schreeuwen om aandacht!

Hoe kijken we aan tegen de verschillen tussen jongens en meisjes? Zien we de kwaliteit en de vitaliteit in het spel van jongens? Zien we waar zij mee bezig zijn en wat zij daarbij nodig hebben? Of zijn we vooral bezorgd om de schooluitval, lagere schoolprestaties en hebben wij last van hun gedrag?

Praktisch over de hele linie zien we de prestaties van jongens in het onderwijs teruglopen, in tegenstelling tot de prestaties van meisjes. Van primair onderwijs tot en met universiteit. Nederland staat internationaal bekend als ingenieursland, maar waar blijven de jongens in wetenschap en techniek? Ze zijn niet terecht gekomen in onderwijs, opvoeding of zorg, want ook daar is het aantal mannen laag.

Wat is er aan de hand? Kunnen wij misschien (nog) niet leveren wat jongens nodig hebben? Noemen wij ze daarom lastig?
Natuurlijk is er ook meisjesproblematiek en is de emancipatie van meisjes nog steeds nodig. Ook hier blijft aandacht voor specifieke problemen nodig. Maar volgens mij ''schreeuwen jongens nu om aandacht”.

Want jongens en meisjes zijn verschillend. Uit socialisatietheorieën weten we veel over die verschillen. Onderzoek wijst bijvoorbeeld uit dat hechtings- en bindingsprocessen bij jongens en meisjes niet hetzelfde verlopen. Ook zijn er de afgelopen 15 jaar veel nieuwe inzichten uit neuro- en biowetenschappen gekomen. Die geven aan dat de ontwikkeling van jongens en meisjes verschillen vertoont in tempo, in manieren van leren, in integratie of wat meer gescheiden ontwikkeling van hersenfuncties, en zo meer. Jongens zijn anders. En niet minder.

Zonder een te rigide scheiding tussen jongens en meisjes aan te brengen – ieder kind is immers anders – heeft het zin jongens eens goed en opnieuw in beeld te brengen. We weten inmiddels meer dan in de jaren van emancipatie. Waarom haken jongens af en ervaren ze school niet als hun plek? Zijn we jongens te veel langs dezelfde wegen gaan benaderen als meisjes? Komt het doordat mannen in de kinderdagverblijven en in het primaire onderwijs zeldzaam zijn? Zijn we normaal beweeglijk jongensgedrag als lastig gaan zien?

Maar ik wil niet alleen op zoek naar oorzaken, maar ook naar oplossingen. Ik wil verkennen hoe we meer feeling voor sekseverschillen kunnen creëren. Zodat zowel jongens als meisjes meer aan hun trekken komen en ze juist gestimuleerd (en zonodig begrensd) worden. Het zou mooi zijn om te kijken hoe we de verschillen kunnen benutten zonder het onderwijs volledig om te gooien. Kunnen we jongens helpen op te groeien tot veelzijdig ontwikkelde volwassenen die voldoende in balans zijn om de uitdagingen van deze tijd aan te kunnen? Dit lijkt mij een uitdaging!

Henno Oldenbeuving

.

donderdag 21 mei 2009

Barbapapa gelooft niet in straf






Hoe pakt hij het dan aan? Lees verder in: 'De school van Barbapapa'.

.

dinsdag 19 mei 2009

Liefde op school. Leuk of lastig?


Twee verliefde leerlingen die niet van elkaar af kunnen blijven zorgen voor onrust in de les. Twee leerkrachten tortelen in de personeelskamer, tot ergernis van collega’s. Een ouder van een leerling die een verhouding heeft met de directeur is voeding voor roddels op het schoolplein. Een docent die ‘iets’ heeft met een meerderjarige leerling. Strafbaar of moet kunnen? Kortom. Liefde is leuk maar kan ook knap lastig zijn. Om liefde leuk en niet lastig te laten worden is het verstandig op school hier afspraken over te maken; wat is wel en wat niet gewenst gedrag? Het onderwerp kan op een leuke en speelse manier in het team besproken worden met de Liefdeskaartjes, een gratis te downloaden aanvulling bij het spel Gedragen gedrag mini. Voor meer informatie kijk op: http://www.ppsi.nl/.

.

maandag 18 mei 2009

Een goed begin ....

"Toen ik vandaag een les bezocht, stonden de leerlingen ongeduldig en springerig in de gang te wachten voor een dicht klaslokaal. De docent kwam verontschuldigend 10 minuten te laat. Sorry, een belangrijk telefoontje.
De leerlingen waren van onrustig, luidruchtig geworden. De docent moest hard werken om er alsnog een goede les van te maken."

Een goed begin is:
- als docent voor de bel aanwezig zijn
- leerlingen bij de deur ontvangen en contact maken
- lesvoorbereiding en materialen zijn op orde

.

Haalbare doelen

Zo pakte Korczak (1878-1942) het aan:

.

woensdag 13 mei 2009

Kapotte-ruitentheorie

Als je toevallig in je klaslokaal zit, kijk eens om je heen: hoe zien de tafels eruit, staat er iets geschreven op de muur en hoe net is je bureau en de kast? Kijk je elke dag kritisch hoe je lokaal eruit ziet of alleen vlak voor de open dagen? Als je last hebt van leerlingen die kliederen, gemakzuchtig zijn of zelfs stelen is het wellicht tijd om hier vaker alert op te zijn: wanorde en troep leiden niet alleen tot nog meer wanorde en troep, maar ook tot meer crimineel gedrag.



Enkele resultaten uit een onderzoek van 3 Groningse sociologen:
  • als de muur waarvoor je je fiets geparkeerd hebt voorzien is van graffiti, gooien 69% van de mensen het reclamefoldertje dat aan de fiets zit op de grond, 33% doet dat als de muur schoon is
  • als je ziet dat ook andere mensen regels hebben overtreden (fietsen vastmaken waar dat niet mag) dan overtreedt 82% ook andere regels (‘geen doorgang, omlopen’), maar 27% doet dat als er verder geen andere normen zichtbaar worden overtreden
  • bij een omgeving met graffiti stelen 27% van de mensen een envelop met geld die half uit een brievenbus hangt, bij een schone omgeving doet 13% dat.
..en aangezien leerlingen net mensen zijn zullen dergelijke principes ook wel gelden in ieders klaslokaal.

.

maandag 11 mei 2009

Bemoei je met je eigen zaken

In de lerarenkamer bespreken mijn collega’s een “gedragslastige” jongere. Ik herken de klachten van mijn collega’s niet echt. Ik heb geen problemen met deze Pieter. Maar als ik dit aangeef, word ik afgescheept met het excuus dat er in het gymlokaal natuurlijk andere wetten gelden. Daar mogen, nee moeten de leerlingen tenslotte bewegen. Dat is niet vergelijkbaar met het lastige beweeglijke gedrag in het klaslokaal. Ik ben het hier natuurlijk niet mee eens, maar blijf achter in verwondering. Deze jongen lastig? Ik vind hele andere leerlingen veel lastiger.
Dit was zo’n tien jaar terug. In het begin van mijn tijd als leraar bewegingsonderwijs. En vanaf toen is dit verschijnsel me blijven boeien. Wat of wie is nou eigenlijk de gedragslastige jongere?
Het lijkt tegenwoordig of bijna iedere jongere gedragslastig is. En is er een beeld ontstaan dat het huidige gedrag van jongeren veel extremer is dan vroeger. Wat fijn toch dat we nu een compleet vocabulaire hebben waarmee we deze leerlingen kunnen bestempelen: scholen zitten vol met ADHD-ers, autisten, LWOO-ers of andere rugzakdragers. Met deze termen is het in ieder geval net alsof we er grip op hebben.
Maar goed, voor wie is het gedrag van deze leerlingen nou eigenlijk lastig? Neem nou Daniel (14). Toen ik hem les gaf, presteerde hij het om elke dag minstens een half uur te laat te komen. Als ik hem, eerst vriendelijk, maar steeds dwingender vroeg naar een reden, kon ik op een grote mond rekenen. Oftewel: “Bemoei je met je eigen zaken”. Dit hield erg lang aan. Gek werd ik van hem. Hij verstoorde zowel de lessen als mij.
Maar na een tijdelijke schorsing van school leerde ik hoe ver je er naast kunt zitten. Het lastige gedrag van Daniel bleek juist ingegeven door behulpzaamheid en trouw. Zijn moeder was ernstig ziek en Daniel bracht zijn kleine zusje iedere dag naar school. Ik kon mezelf wel voor de kop slaan. Ik had mezelf volledig laten frustreren door deze jongen. Maar erger nog: ik had geen echte aandacht voor hem gehad. Ik hoop dat hij mijn gedrag snel vergeten is.
Het gedrag van de jongere is meestal vooral lastig voor de jongere zélf. Zíjn schoolloopbaan verloopt stroever of rottiger dan bij een ‘normale’ leerling. Hij werpt met zijn gedrag grenzen op die zijn mogelijkheden beperken. En hij is degene die misschien zijn sociale omgeving teleurstelt.
Of is het vooral de docent die de jongere als last ervaart, zoals ik bij Daniel? Als je de term “gedragslastig” zo interpreteert, dan zegt dit woord eigenlijk vooral iets over het gedrag van de docent. Namelijk dat deze zijn gedrag voor de klas laat leiden door de leerling. Waarmee je eigenlijk zegt dat de docent de touwtjes niet meer in handen heeft.
Wat is er voor nodig om gedragslastige jongeren niet meer als zodanig te ervaren? Misschien helpt het als we eerst van die nare term af zijn. Ik spreek zelf liever van ingewikkeld gedrag. Ingewikkeld omdat je wel degelijk in handelingsverlegenheid wordt gebracht. Ingewikkeld, omdat het bij iets ingewikkelds logisch is dat je het antwoord niet meteen klaar hebt. En ingewikkeld, omdat ingewikkelde zaken uitdagend zijn in plaats van vervelend.
“Ingewikkeld” gedrag roept om een leerbare, open en nieuwsgierige houding van de docent: feedback durven vragen aan collega’s, terug willen kijken op eigen gedrag en daadwerkelijke interesse hebben in de achtergrond van de jongere. Dit alles vergt niet alleen behoorlijk wat van de docent, maar ook van de school. Jezelf kwetsbaar opstellen, je eigen gedrag bespreekbaar maken lukt natuurlijk alleen in een veilige omgeving. Ik gun alle leraren een schoolcultuur waar je zonder schaamte je collega’s om hulp kunt vragen. Uit ervaring weet ik jammer genoeg dat deze cultuur niet altijd vanzelfsprekend is.
Een open instelling dus van zowel docent als school. Maar daarnaast doe ik hier graag een warm pleidooi voor het belang van pedagogisch vakmanschap. We zijn allemaal sterk geschoold in onze didactische vaardigheden. Maar hoe zit het met onze pedagogische kwaliteiten? Hebben we voldoende in onze mars om de jongere echt te zien? Staan we voldoende open om echt contact te maken met de leerling. Een jongere is ook maar een mens. Een mens dat gezien wil worden, een mens dat serieus genomen wil worden. Dit maakt ons werk interessant, maar ook …. tja, ingewikkeld. Want iedere situatie is in principe anders en nooit terugkerend. Iedere dag is nieuw, iedere leerling is anders. Wat bij de ene jongere werkt, lukt niet bij een andere. En net als je denkt het onder de knie te hebben, komt er toch weer één je gymlokaal in waarvan je denkt “pfff, die is lastig!” En dat maakt dat we een prachtig vak uitoefenen.

Henno Oldenbeuving

.

vrijdag 8 mei 2009

Agressie

De ene agressieve leerling is de andere niet…. Neem eens een leerling in gedachten die regelmatig agressief is. Waarin herken je hem of haar?

Hot-blooded agressie:
ze pieken de hele tijd, ze zijn constant alert en voortdurend op de hoede, ze kennen zeer snel een negatieve waarde toe aan het gedrag en intenties van de ander. Het is vrijwel altijd het gevolg van een autoritaire opvoeding.

Wat helpt bij hot-blooded agressie is een warme en sensitieve aanpak. In de klas kan je ze helpen met het reguleren van emoties: ze vragen wat ze denken en uitleggen hoe je iets bedoelt en waarom je het doet. In trainingen helpen rollenspelen en, zonder geluid, naar soaps als GTST kijken en 'm analyseren.

Cold-blooded agressie:
zij spannen anderen voor het karretje, ze zijn berekenend, ze bedreigen andere leerlingen. Ze zijn vaak populair: ‘je kan beter mét ze zijn, dan tegen ze’.

Alhoewel deze cold-blooded jongeren veel moeilijker te veranderen zijn dan de hot-blooded types, is de zakelijke aanpak het effectiefst. Ze nemen een loopje met je zodra je het over emoties gaat hebben. Geef duidelijke voorwaarden en leer hen hoe ze hun doel kunnen bereiken zonder agressie.

.

vrijdag 1 mei 2009

Slapen

In de post van 25 maart wordt beweerd dat pubers extra veel beloning nodig hebben, hun beloningssysteem in de hersenen werkt niet optimaal. Vandaar onze april-enquête:

Een leerling komt vrijwel elke ochtend te laat. Beloon je hem/haar als hij vandaag wél op tijd je les binnenkomt? Hierbij de uitslag:
a. nee, dat krijg ik niet uit m’n mond: 14%
b. ja, maar ik bedoel het cynisch: 11%
c. ja, als ik het op dat moment meen: 42%
d. ja, uit de grond van m’n hart: 31%

Het blijkt dus toch lastig, dat uit de grond van het hart belonen. Het zit niet in onze Nederlandse aard. Misschien hebben we daarom wel zoveel moeite met onze pubers. Pas als iets echt heel goed is krijgen we een beloning uit onze mond, niet als we iets gewoon vinden: ‘het is toch normaal dat je op tijd komt’.

Nog even over dat slapen….
Gedurende de puberteit geeft het lichaam op een steeds later tijdstip het slaaphormoon melatonine af. Vele pubers staren ’s avonds laat tot een uur of 12 naar het plafond… en ’s ochtends vroeg staat om 7 uur weer de wekker. Een puber heeft juist in deze periode met z’n groeispurten meer slaap nodig: minstens negen uur!!
In de Verenigde Staten hebben ze geëxperimenteerd met latere schooltijden voor pubers. Het bleek dat de 40 minuten dat de school later begon er 33 minuten ten goede kwam aan slapen. En de leerlingen haalden hogere cijfers en vertoonden minder gedragsproblemen.
Dus complimenteer je leerlingen allemaal maar, elke dag …
...zolang jullie lessen nog niet op een pubervriendelijke tijd beginnen.

.

dinsdag 21 april 2009

Het interactiekruis - gereedschap voor pedagogisch vakmanschap-

Het Interactiekruis van Johan Hamstra geeft je een kijkwijzer waardoor je, met een beetje oefenen, je dagelijkse interactie met leerlingen beter kan sturen.



Hoe kan je jezelf (bij)sturen?


Een opdracht om je eigen pedagogische vakmanschap onder de loep te nemen:
Vraag een collega om achter in de klas jou te observeren tijdens een les. Om de halve minuut zet je collega een nummer waar jij achtereenvolgens "zit" in het interactiekruis. Op een ander blaadje schrijft hij/zij achter het betreffende nummer een kort zinnetje over wat je doet of zegt. Bespreek na de les het resultaat met elkaar: Wat herken je erin? Wat zou je anders willen? Hoe zou je dit aan kunnen pakken? Welke hulp heb je nodig?

Hieronder een voorbeeld hoe je met het interactiekruis kan observeren.




meer informatie "De pit van pedagogisch vakmanschap" van Johan Hamstra

.